Het nummer Het Land Van van Lange Frans & Baas B durf ik vandaag de dag gerust ouderwets te noemen. Balkenende is geen premier meer, Bush geen president, Piet Paulusma is dood. Peter, Gert-Jan, Raymond, Junte, Frans, Bart en Ali runden in 2005 schijnbaar nog de game, maar anno 2024 weet eigenlijk niemand meer wie het zijn. Ali B kennen we uiteraard nog wel; die runt nu vooral zijn eigen verdachtenbankje in de rechtszaal.
Een andere zin uit het lied roept tegenwoordig ook vraagtekens op. ‘Ik kom uit het land waar je doorheen rijdt in drie uurtjes, met een ander dialect elke tien minuutjes.’ Was dat bijna twintig jaar geleden overduidelijk het geval, inmiddels lijkt het dialect in het slop geraakt. Veel jongeren in steeds sterker verstedelijkende omgevingen spreken steeds minder vaak een dialect of streektaal. Het Standaardnederlands wordt gesproken op het werk, op school, in de voetbalkantine. In volkswijken heeft straattaal het dialect overgenomen: de lange ‘z’ komt in plaats van de zachte ‘g’.
Zeker in steden wordt het steeds lastiger om alleen in het dialect te communiceren. Ik merk dat ik dat als Brabander bijzonder vervelend vind. Met mijn ouders praot ik nog regelmatig plat, een mengeling van het Tilburgs en Bosch dialect, maar het is nog maar de vraag of ik dat met mijn kinderen ook nog ga doen. Wie eenmaal in omgevingen verkeert waarin het dialect naar de achtergrond is verdwenen, haalt dat niet meer eigenstandig naar boven.
In Brabant missen we een sterke lobby voor het dialect. Het Fries is een officiële taal, het Nedersaksisch en het Limburgs zijn als regionale taal door de overheid erkend. Het Brabants blijft haken op een dialectvariant. Misschien omdat de Brabantse streektaal te veel op het Nederlands lijkt, maar ook omdat er in bestuurlijke kringen te weinig werk van wordt gemaakt om het Brabants op de kaart te zetten. Taalverenigingen en -instanties maken zich hard voor het Brabants, desalniettemin missen we een hoeder van onze Brabantse taal. Een hoeder die geen Guus Meeuwis of Rob Kemps heet.
Overal wordt de Brabander gezien als iemand die alleen houdoe en worstebrooike kan zeggen, terwijl het Brabants veel meer is dan dat. Waar ze het in andere windstreken van ons land hebben over jie, doe of dich als ze ‘jij’ bedoelen, gebruiken wij Brabanders het machtig mooie gij. Uitgaan is rêepe, een brutaal mannetje is een straant menneke en een reuzenrad heet een hooggaatie. De Brabantse taal is van schoonheid doordrenkt. De Fries haalt adem met het Frysk, de Limburger zingt met het Limburgs, de Brabander zegent met het Brabants.
Laat uw Betweter des Vaderlands de lobby veur ut Braobants dan maar nieuw leven inblazen. Met de dubbele plaatsnaam op het plaatsnaambord, bijvoorbeeld. In Friesland, Drenthe en Limburg staan er op veel plekken al twee plaatsnamen op het bord: onder Leeuwarden ook Ljouwert, onder Nieuw-Roden ook Nei-Roon en onder Voerendaal ook Voelender. Het is een teken van trots waarmee de regionale taal geëerd wordt. Het is een ode die ook in Brabant voet aan de grond mag krijgen.
Op verzoek van de Betweter heeft historisch taalkundige Yoïn van Spijk van zeker 188 woonplaatsen in de provincie het Brabantse equivalent gevonden. Die plaatsnamen verschillen in uitspraak en spelling regelmatig van hun Nederlandse evenknie. Waalwijk wordt Wòllek, Sint Willibrord wordt ’t Eike en Terheijden wordt Traaie. Wat een weelde zou het zijn om door een Brabant te kachelen dat eerbied heeft voor zijn eigen cultuur en twee plaatsnamen op de plaatsnaamborden heeft staan.
Ik roep alle gemeenteraadsleden van Brabantse gemeenten op hun colleges om regionale plaatsnaamborden te vragen. Mondeling, schriftelijk, per motie, per amendement. Stuur ze desnoods deze column door. Yoïn heeft kennis van zaken en kan dienstdoende wethouders begeleiden bij de zoektocht naar de juiste plaatsnamen en de juiste schrijfwijze. Uw Betweter komt in uw gemeente graag op de trom slaan als er nog iemand van de noodzaak overtuigd moet worden. Want elke plaatsnaam in het Brabantse dialect erbij, is winst voor het dialect in z’n geheel. Daor kunde toch moelluk teegen zèn.